• in·vi·ta·re

invitare

  1. uitnodigen


vervoeging van
invitar

invitare

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van invitar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van invitar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)