Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·val·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord invalwerk invalwerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het invalwerko

  1. tijdelijke arbeid die men verricht als de werknemer die het werk normaliter niet doet, dit werk tijdelijk niet kan verrichten
    • Het horecapersoneel had al sinds 2014 geen cao meer, sindsdien waren onderhandelingen over een nieuwe cao steeds stukgelopen. Behalve over loonsverhogingen zijn in het nieuwe akkoord afspraken gemaakt over maatwerk bij seizoen- en invalwerk. De komende tijd wordt gekeken of er meer regelingen kunnen komen om het werk in de horeca aantrekkelijker te maken. [1] 
    • Ik lees dat er meer handen in de klas moeten komen en meer geld voor de onderwijzers (WUZ, 28/6). Mijn dochter is drie jaar geleden afgestudeerd aan de Pabo, hoogste niveau hbo, en sinds die tijd heeft zij alleen maar invalwerk gedaan, omdat er in het onderwijs totaal geen werk is (lees: vast werk). [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 21-11-2017 Horecapersoneel stemt in met nieuwe cao
  2. De Telegraaf 06 jul. 2017 Klaar met Pabo maar geen werk
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be