Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·tri·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
intrigeren

intrigeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van intrigeren
    • Ik intrigeerde. 
    • Jij intrigeerde. 
    • Hij, zij, het intrigeerde. 
     Het intrigeerde me en ik kon niet wachten om verder met hem te ‘praten’.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers