Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ti·mi

Zelfstandig naamwoord

de intimimv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord intimus

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be