internetloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·net·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | internetloos | internetlozer | internetloost |
verbogen | internetloze | internetlozere | internetlooste |
partitief | internetloos | internetlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
internetloos
- zonder internet
- Mijn kinderen kunnen nauwelijks geloven dat er een internetloze wereld heeft bestaan.
Gangbaarheid
- Het woord 'internetloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.