Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·res·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘belangstelling’ voor het eerst aangetroffen in 1913 [1]
  • >Latijn interesse
enkelvoud meervoud
naamwoord interesse interesses
interessen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de interessev

  1. belang
    • Het is alsmede niet juist, te zeggen, dat het leenen van andere roerende zaken tegen interessen geene leneng, maar eigenlijke huur zijn;[2] 
  2. belangstelling
  3. iets waar belangstelling voor is
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "interesse" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. blz 199 Het Nederlandsch burgerlijk regt: naar de volgorde van het burgerlijk wetboek
    door Gerhardus Diephuis
    Editie: 2 Uigegeven door J.B. Wolters, 1859
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be