interceda
vervoeging van |
---|
interceder |
interceda
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van interceder