instuif
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·stuif
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | instuif | instuiven |
verkleinwoord | instuifje | instuifjes |
Zelfstandig naamwoord
de instuif m
- informele receptie in iemands woonhuis naar aanleiding van een of andere gelegenheid
- evenement bij jeugdclubs, jongerenverenigingen, sportclubs en dergelijke waarbij belangstellenden vrij in en uit kunnen lopen om kennis te maken
- feest in een nieuwe woning om die feestelijk in gebruik te nemen, vaak met vrije in- en uitloop
Synoniemen
- [3] huiswarming
Werkwoord
vervoeging van |
---|
instuiven |
instuif
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van instuiven
- ... dat ik instuif.
Gangbaarheid
- Het woord instuif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "instuif" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be