Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·loop·baan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inloopbaan inloopbanen
verkleinwoord inloopbaantje inloopbaantjes

Zelfstandig naamwoord

de inloopbaanv / m

  1. (sport) baan waarop atleten zich warm kunnen lopen
  2. baan voor een jeugdige werkzoekende, die eerst enige tijd ingewerkt wordt door iemand die met pensioen gaat en vervolgens diens functie overneemt

Gangbaarheid