Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·kop·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkoppen
kopte in
ingekopt
zwak -t volledig

Werkwoord

inkoppen [1]

  1. overgankelijk (voetbal) de bal in het doel koppen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Voor het inkoppen hebben
een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen