Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·koopt

Werkwoord

vervoeging van
inkopen

inkoopt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkopen
    • ... dat jij inkoopt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkopen
    • ... dat hij inkoopt.