Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ko·mens·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inkomensval
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inkomensvalm

  1. een sterke daling van het inkomen
    • Door de crisis kreeg de werknemer te maken met een inkomensval.