• in·ha·le
vervoeging van
inhalen

inhale

  1. (in een bijzin) aanvoegende wijs van inhalen
    • ... dat men inhale. 


vervoeging van
inhalar

inhale

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van inhalar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van inhalar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van inhalar