• in·fer·no
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘hel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1874 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord inferno inferno's
verkleinwoord - -

het infernoo

  1. hel, oord van helse verschrikkingen
91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]


  • IPA: /in.ˈfɛr.no/
  • in·fer·no
enkelvoud meervoud
inferno inferni

inferno m

  1. (religie) hel
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Italiaans)


  • in·fer·no
  • Afkomstig van het Italiaanse woord  inferno zn , naar  Inferno zn , de naam van de hel in het gedicht "Divina Commedia" van de Italiaanse schrijver Dante Alighieri (1265–1321), afkomstig van het Laatlatijnse woord  infernus zn  (Nederlands:  hel zn )
Naar frequentie 25895
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   inferno     infernoet     inferno
infernoer  
  infernoa
infernoene  
genitief   infernos     infernoets     infernos
infernoers  
  infernoas
infernoenes  

inferno, o

  1. (religie) hel
  2. (mythologie) onderwereld
  3. (figuurlijk) een vreselijke plaats, gekenmerkt door vernietiging of lawaai
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)

inferno

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van inferno


  • in·fer·no
  • Afkomstig van het Italiaanse woord  inferno zn , naar  Inferno zn , de naam van de hel in het gedicht "Divina Commedia" van de Italiaanse schrijver Dante Alighieri (1265–1321), afkomstig van het Laatlatijnse woord  infernus zn  (Nederlands:  hel zn )
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   inferno     infernoet     inferno     infernoa  

inferno, o

  1. (religie) hel
  2. (mythologie) onderwereld
  3. (figuurlijk) een vreselijke plaats, gekenmerkt door vernietiging of lawaai
  4. (sport) in een wedstrijd: het aanwenden van enorme kansen en situaties

inferno

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van inferno