• ind·byg·ge·re
  • Deense zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel ind-
Naar frequentie 7690

indbyggere, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van innbygger
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   -     -     indbyggere     indbyggerne  
genitief   -     -     indbyggeres     indbyggernes  

indbyggere, mv

  1. volk
    «I almindelighed refererer ordet amerikanere til indbyggerne i USA.»
    In het algemeen heeft het woord Amerikanen betrekking op he volk van de Verenigde Staten.