vervoeging van
imprimer

imprimes

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van imprimer
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van imprimer


vervoeging van
imprimar

imprimes

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
vervoeging van
imprimir

imprimes

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimir