imprime
vervoeging van |
---|
imprimer |
imprime
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van imprimer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van imprimer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van imprimer
vervoeging van |
---|
imprimar |
imprime
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
vervoeging van |
---|
imprimir |
imprime