vervoeging van
imprimer

imprima

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van imprimer


vervoeging van
imprimar

imprima

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimar
vervoeging van
imprimir

imprima

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimir
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimir
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van imprimir