vervoeging van
implanter

implantas

  1. tweede persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van implanter


vervoeging van
implantar

implantas

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van implantar
vervoeging van
implantarse

implantas

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van implantarse