ijsschuit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ijs·schuit
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ijs zn en schuit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijsschuit | ijsschuiten |
verkleinwoord | ijsschuitje | ijsschuitjes |
Zelfstandig naamwoord
- met zeilen voortbewogen schuitje op schaatsen
- ▸ De Yachtclub organiseert roei- en zeilwedstrijden, en wanneer de Maas is dichtgevroren, zoals in 1855, ook wedstrijden met arrensleden en ijsschuiten.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'ijsschuit' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsschuit" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Roemruchte zeilclub” (11 apr. 2014), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be