Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·schots
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsschots ijsschotsen
verkleinwoord ijsschotsje ijsschotsjes

Zelfstandig naamwoord

de ijsschotsv / m

  1. een stuk plat drijfijs waarop je je toevlucht kunt zoeken
    • Terwijl iedereen die wel eens in een kantoortuin geweest is weet hoe belangrijk een eigen plek is: een ijsschots tussen de flexcontracten, een warme kooi op een hevig rollend schip, een fort waar je alle disruptie en innovatie even van je af kan laten glijden. Zeggen we soms ook dat een eigen plek in je leven onzin is? Ik dacht het niet.[2] 
    • Als het over de bedreiging van de soortenrijkdom op aarde gaat, richt de aandacht zich steeds vaker op klimaatverandering. Een eenzame ijsbeer op een smeltende ijsschots, zielige pinguïns, dood koraal. Is dat terecht? Vier biologen waarschuwen deze donderdag in Nature dat de groeiende aandacht voor klimaat andere, langer bestaande gevaren dreigt te overschaduwen. Die bedreigingen, de threats of old zoals de biologen ze noemen, zijn vernietiging van leefgebied en overexploitatie. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Japke-d. Bouma 6 december 2016
  3. NRC Marcel aan de Brugh 10 augustus 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be