hunzelf
- Geluid: hunzelf (hulp, bestand)
- IPA: / hʏnˈzɛləf / (2 of 3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /hʏnˈzɛɫf/
- (Vlaanderen, Brabant): /hʏnˈzɛɫf/
- (Limburg): /hʏnˈzɛlf/
- hun·zelf
- samenstelling van hun en zelf
hunzelf
- derde persoon meervoud (alleen gebruikt voor de datief), versterkte vorm van hun
- Ik heb hunzelf geen cent gegeven, maar alles aan hun ouders toevertrouwd.
- In informeel of dialectaal taalgebruik wordt hunzelf soms gebruikt als wederkerend voornaamwoord ("Ze hebben *hunzelf een plezier gedaan."). De standaardtaal schrijft in zo'n geval echter zich(zelf) voor ("Ze hebben zich(zelf) een plezier gedaan.").
- Het woord hunzelf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.