huistiran
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- huis·ti·ran
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis zn en tiran zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huistiran | huistirannen |
verkleinwoord | huistirannetje | huistirannetjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die zich in een huishouding al te bazig gedraagt
- ▸ Aan tafel zit misschien een persoon van vlees en bloed, maar waar het om gaat, is zijn aanwezigheid in de huiskamer: de afbeelding in licht, waarvan de omroep mag hopen dat die niet door de huistiran op de bank weggezapt wordt.[2]
- ▸ Ze was negentien, de oorlog was net voorbij, toen ze zich aanmeldde bij de rooms-katholieke toneelvereniging, die later omgedoopt werd tot De Kameleon. De groep trad tijdens de bevrijdingsfeesten op met het toneelstuk De Huistiran.[3]
Gangbaarheid
- Het woord huistiran staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron “Droadneagel voor Annie Beumers (84)” (04-01-2011), Tubantia