Nederlands

 
houtschroef
Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·schroef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord houtschroef houtschroeven
verkleinwoord houtschroefje houtschroefjes

Zelfstandig naamwoord

de houtschroefv / m

  1. (techniek) een metalen schroef die geschikt is voor houtverbindingen
    • Ik heb destijds in deze krant commentaar gegeven op de verschillende hefboom- en schroefconstructies, maar vooral op de door De Waard uitgesproken veroordeling van de gesloten spiraal, het model `houtschroef', in tegenstelling tot de open spiraal, de tot helix gewonden staaldraad.[2] 
    • We beginnen met het geval van de vastzittende houtschroef. Het gebeurt nogal eens dat in ouder houtwerk de schroef dichtgeschilderd is. Een bekend voorbeeld zijn de schroeven die in het scharnier van een deur zitten. Generaties huisschilders en hobbyisten hebben er fijn op losgekwast en het resultaat is een schroef waarin de gleuf (of het kruis) vol zit met verf. De schroevendraaier vindt geen grip, schiet er een paar keer uit en de gleuf die toch al weinig houvast gaf, doet dat nu nog minder.[3]  
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Christian Von Klösterlein 20 december 2003
  3. NRC Warna Oosterbaan 28 oktober 1999