hotelverblijf
- ho·tel·ver·blijf
- samenstelling van hotel zn en verblijf zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelverblijf | hotelverblijven |
verkleinwoord | hotelverblijfje | hotelverblijfjes |
het hotelverblijf o
- een kamer in een hotel
- (horeca) het overnachten in een hotel
- ▸ De corporatie betaalt vanaf vandaag geen hotelverblijf meer voor mensen die een andere plek aangeboden hebben gekregen.[1]
- ▸ Fors meer hotelverblijf in A'dam: Hotels in Amsterdam doen goede zaken. In het eerste kwartaal van dit jaar steeg het aantal overnachtingen met 10,7 procent. In totaal waren er in januari, februari en maart 2,3 miljoen overnachtingen, 220.000 meer dan in het eerste kwartaal van 2012.[2]
- [1] hotelkamer
- Het woord 'hotelverblijf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Aantal asbestgezinnen blijft in hotel” (vrijdag 3 augustus 2012, 14:54), NOS
- ↑ Weblink bron “Fors meer hotelverblijf in A'dam” (vrijdag 6 september 2013, 12:19), NOS