• hoort te·rug
vervoeging van
terughoren

hoort (...) terug

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughoren
    • Jij hoort terug. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terughoren
    • Hij hoort terug. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van terughoren
    • Hoort terug!