Nederlands

hoogzomer in Nederland
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·zo·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogzomer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hoogzomerm

  1. midden in de zomer wanneer het het warmste is
    • Ik weet dat nog omdat er op die dag stakingen waren, waardoor het vuilnis niet werd opgehaald. Het was hoogzomer en mijn ouders vonden het echt verschrikkelijk, maar ik had een compleet roze bril op. Ik vond alles mooi. Blijkbaar is die vuilnis compleet langs me heengegaan.[1] 
    • Nou, koffie, koffie. Buiten is het hoogzomer en over enkele uren zit ook alweer de vijf in de klok, dus ik vraag om iets kouds en hoop er het beste van.[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool WILLEKE KEULEN 29 OKTOBER 2017 Chantal Janzen: 'Ik denk dat het ontzettend leuk is in deze stad op te groeien'
  2. Het Parool HANS VAN DER BEEK 18 JULI 2017 Dit is geen Smoke House, dit is een Smoke Woonwijk
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be