Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoogwerker hoogwerkers
verkleinwoord hoogwerkertje hoogwerkertjes

Zelfstandig naamwoord

de hoogwerkerm

  1. een verrijdbaar toestel waarmee men op een veilige manier aan hoger gelegen installaties kan werken
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen