Nederlands

 
de hondstrouwe hond luistert naar zijn baasje
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·den·trouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondentrouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hondentrouw v/m [1]

  1. een trouw die nooit verbroken kan worden
    • Het Kremlin neemt dezer dagen dus een hondentrouw standpunt in ten opzichte van Iran. Ruslands huidige loyaliteit aan Iran is vooral terug te voeren op de belangrijke hand die het heeft in de ontwikkeling van zijn nucleaire programma. Zo maakten Iraanse milieuactivisten gisteren nog bekend dat Rusland twee nieuwe nucleaire laboratoria in Iran gaat bouwen en dat er onderhandeld wordt in Moskou over de bouw van vijf nieuwe kerncentrales. Een kwestie van geld dus, waarmee vele tientallen miljarden dollars zijn gemoeid.[2] 
    • Die boete wordt nu door de supporters betaald, die hun club niet willen verliezen. Strapatsenmaker Joop Munsterman gaat vrijuit. Voetbalclubs, zo concludeert Heijmans terecht, zijn too big to fail. Die voortdurende houding van hondentrouw, die daardoor aan megalomane bestuurders alle ruimte blijft geven, zien wij niet alleen bij de supporters, maar ook bij politici. Te dure stadions en te dure spelers, geen gemeentebestuur dat - als zo'n club vervolgens dreigt om te vallen- vervolgens durft te zeggen: daar steken wij dus geen gemeenschapsgeld meer in. [3]  

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 10 november 2011
  3. Volkskrant Thomas von der Dunk cultuurhistoricus. 20 maart 2016,