• hoen·der·ei
enkelvoud meervoud
naamwoord hoenderei hoendereieren
verkleinwoord

het hoendereio

  1. (voeding) ei van een hoen
    • Borstius was zelf ook ervaringsdeskundige, aldus Verhoeve. Vanaf zijn jeugd had hij veel last van kwalen. Hij overleefde ternauwernood een aantasting door het pestvirus, dat toen rondwaarde. Gedurende zijn hele leven leed hij hevige pijnen. Uit sectie op zijn lichaam na zijn dood bleek dat hij een niersteen had die zo groot was als een „hoenderei.” [2] 
79 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]