Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoe·groot·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoegrootheid hoegrootheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hoegrootheidv

  1. kwantiteit waarin iets aanwezig is
     Over de hoegrootheid van de schadevergoeding die de NMBS van de twee minderheidsaandeelhouders vraagt, wil Van de Vyver niets kwijt. ,,Het gaat om verschillende honderdduizenden euro's.[1]
     Om u een idee te geven van de hoegrootheid: het bedrag waar het hier over gaat, komt overeen met de omzet van de complete Vlaamse boekensector.[2]
     Met het oog op de beoordeling van deze klachten moet worden vooropgesteld dat bij de beantwoording van de vraag of aan iemand die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt – en of derhalve het achterwege laten van die maatregelen in strijd is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed – moet worden gelet niet alleen op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (vgl. HR 5 november 1965, NJ 1966, 136).[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    cv
    “NMBS dagvaardt twee minderheidsaandeelhouders” (05/07/2003), De Standaard
  2.   Weblink bron
    TOON MAST
    “Bracke: "Enkel vakbonden varen wel bij langdurig werklozen"” (20 mei 2014), De Morgen
  3.   Weblink bron “Jetblast-arrest” (geraadpleegd 25 april 2021), Wikipedia