hernieuwen
- Geluid: hernieuwen (hulp, bestand)
- IPA: /hɛrˈniwə(n)/
- her·nieu·wen
Afleiding van nieuw met het voorvoegsel her- en met het achtervoegsel -en.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hernieuwen |
hernieuwde |
hernieuwd |
zwak -d | volledig |
hernieuwen
- overgankelijk door nieuwe kracht weer nieuw maken, nieuw leven inblazen
- overgankelijk renoveren
- overgankelijk opnieuw doen, vernieuwen, weer nieuw maken
- In 781 eiste Karel de Grote dan ook dat hij naar Worms moest komen om zijn eed van trouw als vazal te hernieuwen.
1. door nieuwe kracht weer nieuw maken, nieuw leven inblazen
2. renoveren
3. opnieuw doen, vernieuwen, weer nieuw maken
- Het woord hernieuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hernieuwen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be