[2] hermitage
  • her·mi·ta·ge
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hermitage hermitages
verkleinwoord hermitagetje hermitagetjes

de hermitagev

  1. het huisje van een kluizenaar
    • Het sloeg van de ene op de andere dag om, na een week. Trok ze zich terug. Kwijnde ze weg in haar hermitage. Zielige Suus, krijg ik van iemand wat aandacht. [2] 
  2. museum in St. Petersburg dat een dependance heeft in Amsterdam
    • De honderdduizenden toeschouwers zagen ook dit jaar weer een schouwspel van feestvierende, kleurrijk of schaars uitgedoste opvarenden aan zich voorbijtrekken. ,,Iemand had vlak bij de Hermitage een stoel aan een brugleuning vastgeketend om niets van het spektakel te missen, zag de woordvoerder. Ook het weer zat mee. ,,Het was niet al te warm in Amsterdam en licht bewolkt. [3] 
    • In de tweede helft van de achttiende eeuw trokken kunstenaars naar Rome voor de archeologische vondsten. De Hermitage wijdt met 'Classic Beauties' een tentoonstelling aan de renaissance van de oudheid: het neoclassicisme. [4] 
    • Benieuwd naar wat Rusland te bieden heeft, behalve een WK voetbal? Laat Moskou eens links liggen en trek naar het aantrekkelijkere Sint-Petersburg. Het voormalig Leningrad biedt met zijn vele tuinen, paleizen, kathedralen en parken oud-Russische grandeur in haar puurste vorm. De kers op de culturele taart is het overweldigende Hermitage-museum, dat één van de grootste kunstcollecties ter wereld huisvest. Bovendien is het stadscentrum integraal UNESCO Werelderfgoed. [5] 
    • Want hoog vanuit het stadion gezien voltrok zich opnieuw een prachtig dynamisch lijnenspel op het veld, een figuurtekening die niet zou misstaan in een lijstje in de Hermitage, slechts een paar kilometer verderop. Niet zo opwindend als de kwartfinale België-Brazilië misschien, een uur lang wel van een voortreffelijk niveau. [6] 
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[7]