• her·lei·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
herleiden
herleidde
herleid
zwak -d volledig

herleiden [2]

  1. overgankelijk door logisch redeneren terugvoeren op iets fundamenteels
    • Ze wisten dat te herleiden op een fout in een eerder besluit. 
     Platentektoniek: De belangrijkste oorzaak van de bevingen zijn verschuivingen van aardplaten. "Het gebied rond Voerendaal ligt in de Roerdalslenk, die wordt begrensd door twee grote breuken waardoor de ondergrond onder druk staat", zegt Evers tegen 1Limburg. "De regio staat tektonisch onder spanning. Die is te herleiden naar het Middellandse Zeegebied, waar vaker aardbevingen en vulkaanuitbarstingen voorkomen."[3]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. herleiden op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Acht lichte aardbevingen vannacht gemeten in Zuid-Limburg” (Donderdag 8 april 2021, 13:39), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be