Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·druk

Werkwoord

vervoeging van
herdrukken

herdruk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herdrukken
    • Ik herdruk. 
  2. gebiedende wijs van herdrukken
    • Herdruk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herdrukken
    • Herdruk je? 
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van druk met het voorvoegsel her-
enkelvoud meervoud
naamwoord herdruk herdrukken
verkleinwoord herdrukje herdrukjes

Zelfstandig naamwoord

herdruk m [1]

  1. het opnieuw drukken
  2. nieuwe druk, uitgave van een oud geschrift
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen