herbergen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van herbergen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herbergen | te herbergen | ||||||||
toekomend | zullen herbergen | te zullen herbergen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geherbergd | te hebben geherbergd | ||||||||
toekomend | geherbergd zullen hebben | geherbergd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
herbergend | geherbergd | ev. herberg |
mv. verouderd herbergt |
herberge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | herberg | herbergt | herbergt | herbergt | herbergt | herbergen | herbergen | herbergen | |||
verleden (o.v.t.) | herbergde | herbergde | herbergde | herbergde | herbergde | herbergden | herbergden | herbergden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herbergen | zult/zal herbergen | zult/zal herbergen | zult herbergen | zal herbergen | zullen herbergen | zullen herbergen | zullen herbergen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herbergen | zou herbergen | zou(dt) herbergen | zoudt herbergen | zou herbergen | zouden herbergen | zouden herbergen | zouden herbergen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geherbergd | hebt geherbergd | hebt/heeft geherbergd | hebt geherbergd | heeft geherbergd | hebben geherbergd | hebben geherbergd | hebben geherbergd | |||
verleden (v.v.t.) | had geherbergd | had geherbergd | had geherbergd | hadt geherbergd | had geherbergd | hadden geherbergd | hadden geherbergd | hadden geherbergd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geherbergd hebben | zal/zult geherbergd hebben | zult/zal geherbergd hebben | zult geherbergd hebben | zal geherbergd hebben | zullen geherbergd hebben | zullen geherbergd hebben | zullen geherbergd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geherbergd hebben | zou geherbergd hebben | zou/zoudt geherbergd hebben | zoudt geherbergd hebben | zou geherbergd hebben | zouden geherbergd hebben | zouden geherbergd hebben | zouden geherbergd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geherbergd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geherbergd | er is geherbergd | |||||||||
verleden | er werd geherbergd | er was geherbergd | |||||||||
toekomend | er zal geherbergd worden | er zal geherbergd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geherbergd worden | er zou geherbergd zijn | |||||||||
lijdende vorm geherbergd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geherbergd worden | geherbergd te worden | ||||||||
toekomend | geherbergd zullen worden | geherbergd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geherbergd zijn | geherbergd te zijn | ||||||||
toekomend | geherbergd zullen zijn | geherbergd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geherbergd | wordt geherbergd | wordt geherbergd | wordt geherbergd | wordt geherbergd | worden geherbergd | worden geherbergd | worden geherbergd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geherbergd | werd geherbergd | werd geherbergd | werdt geherbergd | werd geherbergd | werden geherbergd | werden geherbergd | werden geherbergd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geherbergd worden | zult geherbergd worden | zult geherbergd worden | zult geherbergd worden | zal geherbergd worden | zullen geherbergd worden | zullen geherbergd worden | zullen geherbergd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geherbergd worden | zou geherbergd worden | zou/zoudt geherbergd worden | zoudt geherbergd worden | zou geherbergd worden | zouden geherbergd worden | zouden geherbergd worden | zouden geherbergd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geherbergd | bent geherbergd | bent/is geherbergd | zijt geherbergd | is geherbergd | zijn geherbergd | zijn geherbergd | zijn geherbergd | |||
verleden (v.v.t.) | was geherbergd | was geherbergd | was geherbergd | waart geherbergd | was geherbergd | waren geherbergd | waren geherbergd | waren geherbergd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geherbergd zijn | zult geherbergd zijn | zult geherbergd zijn | zult geherbergd zijn | zal geherbergd zijn | zullen geherbergd zijn | zullen geherbergd zijn | zullen geherbergd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geherbergd zijn | zou geherbergd zijn | zou/zoudt geherbergd zijn | zoudt geherbergd zijn | zou geherbergd zijn | zouden geherbergd zijn | zouden geherbergd zijn | zouden geherbergd zijn |