hemels
- he·mels
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hemels | hemelser | hemelst |
verbogen | hemelse | hemelsere | hemelste |
partitief | hemels | hemelsers | - |
hemels [1]
- afkomstig van de hemel of zich daarin bevindend
- schitterend
- ▸ Drie nachten bleef ik in deze hemelse tuin en genoot van films en gesprekken met de andere hikers.[2]
- (van gerechten) lekker, zalig, verrukkelijk, heerlijk
- [1] aards
de hemels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hemel
- Het woord hemels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hemels" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be