hekken
- hek·ken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hekken | hekkens |
verkleinwoord | hekkentje | hekkentjes |
het hekken o
de hekken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hek
- afrasteringen, afsluitingen, barrières, heiningen, hekwerken, roosters, schuttingen, traliehekken, versperringen
- Het woord hekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hekken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- hek·ken
Naar frequentie | 17792 |
---|
hekken
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hekk
- hek·ken
hekken
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hekk