• hei·li·gen

heiligen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heiligen
heiligde
geheiligd
zwak -d volledig
  1. heilig verklaren, eren, behandelen als een heilige
    • Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. [1] 

de heiligenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord heilige
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Exodus 20:11
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be