heenlopen
- heen·lo·pen
- samenstelling van heen bw en lopen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heenlopen |
liep heen |
heengelopen |
klasse 7 | volledig |
heenlopen
- ergatief de betreffende plaats lopend verlaten
- Hij is toen maar hoofdschuddend heengelopen.
- Het woord heenlopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heenlopen" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be