heemkundige
- Geluid: heemkundige (hulp, bestand)
- IPA: / hemˈkʏndəɣə / (4 lettergrepen)
- heem·kun·di·ge
- bn: heemkundig bn met de uitgang -e
- zn: afgeleid van heemkundig bn met het achtervoegsel -e [1]
heemkundige
- verbogen vorm van de stellende trap van heemkundig
- ▸ Vandaar dat we het verzamelde materiaal hebben getoetst aan expertise in erfgoed en volkscultuur. Het werk van heemkundige kringen en het steunpunt erfgoed mag niet onderschat worden.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heemkundige | heemkundigen |
verkleinwoord |
- (persoon) iemand die zeer deskundig is op het gebied van de plaatselijke geschiedenis
- ▸ Dieleman is dan ook een man met enig allure. Het zal wel geen toeval zijn dat hij heemkundige en politicus/advocaat is.[3]
- Het woord heemkundige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan Hautekiet & Veronique De Tier“Ons moeder zei altijd.” (2017), Thomas Rap, Amsterdam, ISBN 9789400407138, p. 14
- ↑ Weblink bron Anneleen De Coux“‘De ornamentenversierde cither heraangeraakt’. De metapoëzie van Jacques Hamelink.”, proefschrift (2012), Vrije Universiteit Brussel, p. 430