hebberigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- heb·be·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hebberigheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de hebberigheid v
- het te grote verlangen naar meer bezit
- ▸ Het speelde geen rol in de wereld van vandaag omdat koning Leopold II Duitser noch nazi was, alleen een Europese imperialist die een volkerenmoord op touw had gezet op grond van gewone hebberigheid en niet van een kwade ideologie.[2]
Gangbaarheid
- Het woord hebberigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535