Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heb aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanhebben

heb aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhebben
    • Ik heb aan. 
  2. gebiedende wijs van aanhebben
    • Heb aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhebben
    • Heb je aan? 


Gangbaarheid