• ha·ver·klap
  • Afkomstig van het Latijnse ave en het Middelnederlandse clap; het slaan van de klok voor het ave, driemaal daags.

de haverklapm

  1. om de ~: regelmatig en veelvuldig zich herhalend
    • Hij was om de haverklap verkouden. 
     Dagenlang liep ik door bergweides die bezaaid waren met ontelbare bosbessenstruiken. Om de haverklap stopte ik om de zoete bessen te plukken waardoor mijn handen paars kleurden van hun sap.[1]
     Oscar gebruikte die uitdrukking om de haverklap toen ze in Berlijn woonden.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142