Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hart·be·wa·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hartbewaking hartbewakingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hartbewakingv

  1. (medisch) afdeling in een ziekenhuis die gespecialiseerd is in de behandeling en observatie van hartpatiënten
    • Mijn opa kwam ook nog in het ziekenhuis terecht. Hij moest op de hartbewaking liggen nadat de cardioloog ernstige hartritmestoornissen had geconstateerd. Een paar keer per dag raakte mijn opa buiten westen. Hij kon elk moment een hartinfarct krijgen. Soms bleef zijn hart wel zes seconden stilstaan! Hij werd geopereerd en kreeg een pacemaker waar hij weer van opknapte. [1] 
  2. (medisch) het continu registreren van de hartfunctie
    • Bij het guillain-barrésyndroom tast de eigen afweer de perifere zenuwen en zenuwwortels aan. Binnen enkele dagen tot twee weken na de eerste tekenen van spierzwakte in de benen kan het proces voortgeschreden zijn tot een slappe verlamming van alle spieren, inclusief de ademhalingsspieren. Ook het gevoel kan verstoord zijn. Vaak is er pijn. Beademing, hartbewaking en intensieve verpleegkundige zorg op vrijwel alle fronten zijn nodig. Na een aantal weken treedt het eerste herstel in en na een lange revalidatieperiode zijn de meeste patiënten weer bijna terug op het oude niveau. [2]  
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder 2011 ISBN 978-90-484-9014-1 pagina 162
  2. Bocken, Paul
    Beknopte integrale ziekteleer 2014 ISBN 978-90-352-3469-7 pagina 358