Nederlands

 
handoplegging in Tibet
Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·op·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handoplegging handopleggingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

handoplegging v [1]

  1. (religie) het leggen van de hand op iemands hoofd om een spiritueel of paranormaal effect te bewerkstelligen
    • Kuyt praat met gehandicapte kinderen op een bijeenkomst van de Dirk Kuyt Foundation. Kuyt ondergaat een handoplegging van een magnetiseur. Kuyt huilt als hij over zijn overleden vader praat – altijd weer stuitend hoe makkelijk tv-makers naar tranen op zoek gaan.[2] 
    • De korte film draait onder anderen om de 22-jarige Daniel, een vlogger die zijn studie en baan opgaf voor God. Nu probeert hij, zingend, pratend in tongen en evangeliserend in de stad, mensen door handoplegging te genezen: "Toen God mijn ziel aanraakte, veranderde mijn leven."[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 21 oktober 2017
  3. Tubantia Annemart van Rhee 12 december 17
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be