halster met halstertouw
  • hal·ster·touw
enkelvoud meervoud
naamwoord halstertouw halstertouwen
verkleinwoord

het halstertouwo [1]

  1. (paardrijden) een touw dat men kan vastmaken aan het halster van een paard om dit paard te kunnen geleiden
     Het was een meisje met een paard aan een halstertouw.[2]
     Ze zijn de praktijken in de paardenstal zat. Constant worden de spullen van scholieren paardenhouderij Sanne Wedzinga, Vera Mensink en Manon Ziengs 'geleend'. Borstels, halsters en halstertouwen worden weggenomen en gebruikt door onbekenden die er hun paarden mee verzorgen. „Soms verdwijnen er ook dingen", zegt Vera.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Håkan Nesser
    “Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
  3.   Weblink bron
    Jacobine Melis
    “Scholieren Almelose AOC komen met de ParDibox” (06-04-2017), Tubantia