halluciner
halluciner
- (spreektaal) zijn ogen niet kunnen geloven
- «Cette nana me fait halluciner.»
- Die meid is te mooi om waar te zijn.
- «Quand j’écoute parler ces jeunes, franchement, j’hallucine grave des oreilles!»
- Als ik die jongeren hoor praten, echt waar, dan kan ik kan mijn oren niet geloven! [1]
- «Cette nana me fait halluciner.»