hadour
- ha·dour
- van Asjkenazisch Hebreeuws הַדּוֹר zn (hadour) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hadour | hadourim |
verkleinwoord |
de hadour m
- (Jiddisch-Hebreeuws) het geslacht, de generatie (alleen in onderstaande verbindingen)
- Het woord 'hadour' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.