vervoeging van
habiter

habite

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van habiter
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van habiter
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van habiter